Vertellen voor kinderen - Verhaaltaal.nl

Ga naar de inhoud

Vertellen voor kinderen

VERHALEN VERTELLEN IS EEN FEESTJE

Voorbereiding
De meeste mensen denken de keuze van een verhaal het belangrijkst is. Ik zie dat anders: een matig verhaal kan met een goede voorbereiding een feest worden, maar een goed verhaal met een matige voorbereiding wordt niet veel soeps. Het meest fundamenteel in de voorbereiding is de gedachte: hoe maak ik kinderen nieuwsgierig? Hoe neem ik ze over de brug mee naar de wereld van het verhaal? Zit er humor en spanning in? Waar zijn er sterke wendingen in het verhaal en kan ik met het publiek in gesprek? Kan ik een raadsel inbrengen? Heeft het een sterke plot? Kan ik aanpassingen maken naar de leeftijd van de kinderen? Hoe eindig ik het verhaal... en hoe gaan we dan verder?
Wat de keuze van het verhaal betreft: kies eenvoudige verhalen die een sterke plot hebben en die uitnodigen om mondeling te vertellen: volksverhalen, sprookjes.
Literatuur is geschikt om zelf te lezen of om voor te lezen, maar zelden geschikt om te vertellen voor kinderen, tenzij je er een toneelstuk van maakt waarbij je de tekst uit het hoofd leert. Als je de tekst respecteert zit je vast aan de woorden van de schrijver, en een verteller daarentegen heeft ruimte en eigen initiatief nodig om iets van een verhaal te maken.

Het verhaal begint voordat het begint
Op het moment dat een groep kinderen jou ziet is het spel al op de wagen. Wees je daarvan bewust en let dan ook heel goed op. De kinderen gaan je al inschatten en jij doet hetzelfde met de groep.

Maak kinderen nieuwsgierig
Bedenk dat deze generatie een beeldgeneratie is. Probeer vooral visuele lokkers te gebruiken om hun visueel gerichte fantasie op gang te brengen. Bij jonge kinderen:

  • Langzame grote bewegingen met je lijf maken.
  • Gebruik een pop die nieuwsgierig naar het verhaal is. Geef, zodra je met het verhaal begint, de pop dan aan een volwassene achteraan de groep, anders trekt de pop voortdurend de aandacht van je publiek.
  • Neem een vreemd voorwerp uit het verhaal mee. De fopshop grossiert in bizarre goedkope voorwerpen die een kort, vreemd effect oproepen. Een doodgewoon voorwerp kan ook vreemd worden doordat je het in een ongebruikelijke omgeving plaatst. Bijvoorbeeld regenlaarzen dragen in de klas. De kinderen worden meteen aandachtig en nieuwsgierig. Als ze moeten lachen: ook een prima  start.
  • Een andere, buitengewoon simpele truc: doe in voorwerp in een mooi afgesloten doosje of een kistje. Kinderen worden daar heel nieuwsgierig van.

Links: een springspin met een blaasbalgje.

Als je in de blaas knijpt gaat de spin springen. Het is vooral leuk als je vooraf een doek over de spin doet en 'm dan laat springen. Laat de kinderen raden wat eronder zit. Wie durft de spin te aaien?
Een mooie opening voor een verhaal over de Anansi de spin. Vergeet niet dat, als je het verhaal begint, iets moet verzinnen om de concurrent op tijd weg te werken, anders blijven de kinderen steeds met hun aandacht bij de springspin.
Op het einde van het verhaal haal je de spin weer tevoorschijn en zo is je verhaal ook weer mooi afgerond.


Links: een gevonden, oude munt. Kan ik hiermee betalen? Hoe oud is die munt? ... en zo kom je in een verhaal over vroeger terecht (armoede, rijkdom enz.).

Rechts: kinderen hebben dikwijls interesse voor fossielen en schatten zoeken. Hier een fossiele haaientand zoals je die op sommige stranden tegenkomt.

Gebruik van het digibord
Een prachtige ontwikkeling van de laatste jaren is dat er in veel lokalen digitale schoolborden aanwezig zijn. Zoals ik al eerder stelde: deze generatie kinderen is zeer visueel ingesteld. Het digibord biedt ideale mogelijkheden om een visuele introductie te ondersteunen, vooral bij oudere kinderen. Oudere kinderen hebben veel behoefte aan de 'echtheid' de 'waarheid' van een verhaal. Het zal duidelijk zijn dat hiermee in eerste instantie om een feitelijke waarheid wordt gevraagd, niet om een filosofische of een morele waarheid. Dat komt onder andere omdat kinderen nu groot worden, en bij groot worden hoort in deze maatschappij het verlangen naar een eendimensionale scheiding tussen feiten en verzinsels. Feiten hebben een hoge maatschappelijke waardering, verzinsels een veel lagere.
Nog even een ander gebruik van het digibord bij het klassieke slot: "Toen kwam er een olifant met een lange snuit en die blies het verhaaltje uit..." Zet het geluid van je pc flink luid en klik hier.

Ik heb het met mijn eigen ogen gezien...
De eenvoudigste manier om 'feiten' te presenteren moet dus visueel gebeuren. Op het digibord kun je afbeeldingen sterk vergroten en ook video op behoorlijk formaat laten zien.
Ik heb beide soorten introducties (video en afbeeldingen) regelmatig uitgeprobeerd. Mijn ervaringen zijn dat foto's/afbeeldingen veel beter werken als introductie op een vertelling dan een video. Ik vermoed dat je als toehoorder je beter kunt concentreren op de stilstaande inhoud van een foto en je daar een voorstelling bij kunt maken. Video stroomt alsmaar door, en laat daardoor weinig gaten voor de fantasie? Of werkt video zo sterk dat de aandacht voor je vertelling teveel concurrentie krijgt? Wat ik wel eens doe met video is een trailer van een kinderfilm laten zien om daarna over het onderwerp (geschiedenis Spaanse bezetting, of vrouwenemancipatie) een verhaal te vertellen, bijvoorbeeld de trailer van de film Kenau (2014).
Maar over het algemeen werken foto's en afbeeldingen beter als introductie voor een vertelling.

Tips om afbeeldingen te selecteren voor een introductie op een digibord

Afbeeldingen zoeken op internet

Even een voorbeeld. In een van de volksverhalen die ik vertel komt iemand voor die met gebruik van een aardvarken weet te ontsnappen. Nu is een aardvarken een vreemd en behoorlijk onbekend dier met bijzondere gaven. Ik ga afbeeldingen zoeken van een aardvarken.

  • Typ aardvarken bij zoekmachine google. Kies dan voor 'Afbeeldingen'.
  • Bij de Afbeeldingen klik je op Zoekhulpmiddelen. Je krijgt nu een keuzelijst te zien. Kies bijvoorbeeld Grootte. Bij de keuzelijst die nu verschijnt vink je aan. Zo kies je voor afbeeldingen die niet waterig worden als je ze vergroot op het digibord. Groot wil zeggen: met veel pixels. Als je met de cursor op een afbeelding gaat staan zie je meteen hoe groot een foto is (...x...). Des te meer pixels, des te makkelijker je de foto op een digibord kunt vertonen.
  • Bij een humoristisch verhaal kun je ook in plaats van foto's clipart kiezen: kies Type en daarna Clipart.
  • Klik door op de afbeelding van je keuze; kies voor Afbeelding bekijken en kies dan voor Opslaan als. Je geeft nu een naam naar jouw keuze. Zelf geef ik daar ook een volgnummer aan (Aardvarken1; Aardvarken2) zodat bij een presentatie de foto's meteen in de volgorde komen die ik bedacht heb.

  • Groep 7/8: zij willen ’echte’ afbeeldingen: kies voor realistische foto’s. Als het verhaal zich in een bepaald gebied afspeelt: werk met google-streetview, dan kun je uit allerlei hoeken de locatie laten zien.
  • Wat ook geweldig werkt: foto’s uit je eigen jeugd. Een hoog waarheidsgehalte! Zorg dat je je foto's met hoge waardes (veel pixels) scant omdat het digibord je foto sterk vergroot. 

Voorbeeld uitwerking vertelling Tweede Wereldoorlog: teruglopen in de tijd aan de hand van foto's

De uitwerking van mijn vertelling in groep 7 rondom het verhaal van mijn vader in de Tweede Wereldoorlog. Hier zie je hoe krachtig het gebruik van foto's op een digibord kan zijn bij een vertelling. Het voegt direct verduidelijking en een extra waarheidsdimensie toe aan het verhaal.
Hieronder zie je eerst de voorbereidende foto's in de volgorde waarin ik het verhaal vertel. Als je laatste zie fragmenten van de vertelling op video.


Foto's op het digibord bij een vertelling over de Tweede Wereldoorlog

Linksboven: jeugdfoto van de verteller met twee broers en cavia Popeye. Rechtsboven: verder terug in de tijd: het gezin begin zestiger jaren.
Links: mijn vader als student in Uden, ongeveer 1940. Rechts: mijn vader werkte in 1943 tijdens zijn onderduiktijd als knecht bij een tuinbouwer in Oterleek.

Linksonder: Albert Speer (bruin uniform) en Adolf Hitler bezoeken de wapenfabriek in Linz waar de tank Gustav wordt geproduceerd.
Middenonder: zware bombardementen op Duitse steden. Hier op Düsseldorf.
Rechtsonder: eind goed al goed. Mijn ouders trouwden meteen na de afloop van de oorlog.

De vertelling WOII in de praktijk

Ik kom achterstevoren-lopend de klas binnen: een eenvoudig theatereffect om nieuwsgierigheid op te wekken. Daarna vertoon ik de eerste jeugdfoto die terugloopt in de tijd. Tijdens het verhaal ga ik steeds verder terug aan de hand van de foto's. Het slot van het verhaal wordt onderstreept met de huwelijksfoto: een nieuwe start voor veel jonge mensen die de oorlog meegemaakt hadden.
De strekking van het verhaal: mijn vader werd dwangarbeider in een wapenfabriek in het Ruhrgebied. Tijdens een verlofperiode dook hij onder. Met valse papieren werd hij bijna opgepakt op het station in Haarlem. Zwaar hoestend vertelde hij aan de Duitse controleurs dat hij de vliegende tering had en stond te wachten op een trein naar het sanatorium. Die ingeving redde zijn leven. Hij werd geholpen onder te duiken bij een tuinder in het Westland.
Net als zovelen trouwde hij meteen na de Tweede Wereldoorlog en ontstond er ook in ons gezin de babyboom. Aan het slot van het verhaal vraag ik aan de kinderen wat er gebeurd zou zijn als mijn vader niet gehoest had. Ik vraag ze om 30 seconden na te denken met hun ogen dicht.
Ik verdwijn uit de klas waarna ze zich afvragen waarom ik er niet meer ben...

Geluiden en verkleden


• Audio: bij dierenverhalen kun je kinderen nieuwsgierig maken door vreemde geluiden te laten horen. Speel je een instrument of kun je goed zingen... ideaal om je toehoorders in een andere wereld te verplaatsen.
Google: free sounds download. Hier een voorbeeld van hun uitgebreide geluidenbibliotheek.
• Je zelf verkleden als een fantasiefiguur uit het verhaal? Dat is een beetje tricky. Als je zelf de leider van de groep moet zijn, kun je snel in de knoop raken met de rol van de fantasiefiguur, de rol van de verteller en de rol van begeleider van de groep. Als je je als verteller verkleedt moet je erop kunnen rekenen dat iemand de groep kinderen zodanig organiseert dat jij zorgeloos kunt vertellen.   
Jezelf verkleden als verteller is gebruikelijker. Veel vertellers nemen een hoed of andere speciale uiterlijke kenmerken aan. Dat kan verwijzen naar hun roots, hun favoriete verhalen of hun opvatting van fantasie. Veel toehoorders baseren hun oordeel op het uiterlijk van iemand en daar kun je dan meteen je voordeel mee doen. Zelf ben ik liever vrij neutraal, maar zoiets is een persoonlijke keuze. Bedenk in ieder geval dat een speciaal uiterlijk extra nieuwsgierigheid oproept, maar ook een snel een begrenzing van de verwachtingen kan betekenen.
• Zeg niet dat je een verhaal gaat vertellen maar begin gewoon. Noem ook de titel niet in het begin ("O, dat verhaal ken ik al").

Bewegen of stilstaan? Expressie of neutraal?
Er zijn eigenlijk twee basisregels waar je op kunt letten:

1. De leeftijd van de toehoorders
Bij jonge kinderen ondersteun je je vertelling met veel expressie en armgebaren. Je verduidelijkt als het ware de emoties met visuele steun. Het gaat niet alleen om verduidelijking, het gaat ook om het verwerken van spanning en emotie. De verteller biedt een veilige omgeving om emoties te beleven. Een goede afloop van het verhaal is daarom heel belangrijk.
De mate waarin je ondersteuning geeft hangt ook gedeeltelijk af van de taalvaardigheid van je groep. Als kinderen een betrekkelijk kleine woordenschat hebben biedt je al gauw wat extra expressie.
Bij jonge kinderen speelt er ook nog iets heel anders mee: zij zijn zelf gewend om taal en lichaamsbeweging aan elkaar te koppelen. Eigenlijk is dat ook heel natuurlijk, en in zuidelijke landen blijft dat veel meer geaccepteerd dan in Nederland.

2. Het aantal kinderen en de afstand tot de verteller
Als de groep toehoorders klein is, is het beter om weinig te bewegen en de expressie van je gezicht daarmee centraal te stellen. Als de groep groter wordt ontstaat er ook letterlijk een grotere afstand tussen de verteller en zijn publliek: er valt een gedeelte van de gezichtsexpressie weg. De stem is minder goed hoorbaar. Er is meer kans op storende factoren in de directe omgeving. Het dan verstandig om meer te bewegen om de aandacht van het publiek te resetten. Dat wordt nog belangrijker als het leeftijdsverschil tussen de kinderen onderling vrij groot is. Natuurlijk komt geluidsversterking ook in beeld. Zelf heb ik het gevoel dat vanaf 50 kinderen een kritische grens ontstaat qua geluidsversterking wel of niet.

Ik zie bij het vertellen een parallel met kinderboeken en illustraties. Bij boeken voor jonge kinderen zie je veel illustraties/beeldmateriaal die het verhaal ondersteunen. Eigenlijk bied je als verteller met het tonen van emoties en beweging ook een soort ondersteunende illustraties. Naarmate de kinderen ouder worden staan er minder illustraties in kinderboeken. Als verteller verminder je bij oudere kinderen ook de mimiek en beweging.
Toch is er ook een andere ontwikkeling gaande: kinderen van deze tijd zijn zo gewend om grote hoeveelheden visuele prikkels te consumeren dat het luisteren naar woorden en muziek meer moeite gaat kosten. Dat betekent dat zowel kinderboeken als vertellers hun stijl visueel gaan aanpassen naar kinderen van deze tijd: meer visuele ondersteuning bij de woorden.

Hoe stel je de groep op?
Let op! Dit zijn geen details, maar praktische hoofdzaken.
• Zorg dat je de groep vrij moeiteloos kunt overzien en zorg dat er niemand achter je staat. Dus ook geen andere leerkracht of ouder.
• De zwakke punten van de aandacht aan de voorkant zijn de linker- en rechter zijpunt van de groep. Zij kijken schuin, en de verteller kan niet veel opzij kijken zonder het contact met de hele groep te verliezen.
Dat betekent meestal dat je in een klaslokaal met je rug kort op het bord staat om de afstand tot je groep iets te vergroten.
• Ga niet voor een raam staan. Ga niet met een open ruimte achter je rug staan. In beide gevallen zwemt de aandacht van de kinderen achterlangs weg.

Je eigen mentaliteit
De meeste mensen hebben de gewoonte om zichzelf achteraf wijs te maken dat ze het veel beter hadden gekund. Als je dat blijft geloven haal je steeds je zelfvertrouwen naar beneden. Reken daarom al van tevoren bij jezelf af. Heb je je best gedaan om het verhaal behoorlijk voor te bereiden? Ok, dan neem je alles zoals het komt. Dat geeft ontspanning en vrijheid… en geen smoesjes achteraf. Je kunt het namelijk alleen maar de volgende keer beter doen. Misschien onthoud je een aantal zaken die verkeerd gingen, maar het is veel nuttiger om te onthouden wat er goed ging... en probeer er achter te komen waarom iets goed gaat. Daar schiet je tenminste echt iets mee op.

Verder kan het druk van de ketel halen door je te realiseren dat je een verhaal vertegenwoordigt in een lange traditie van vertellers en dat het van ondergeschikt belang is of je dan Pietje en Keesje heet: het verhaal is belangrijk en dat staat centraal voor de toehoorders.

De keuze van het verhaal
De makkelijkste keuze is een onbekend verhaal. Als je niet vaak vertelt is een sprookje een prima begin (niet zeggen dat je een sprookje vertelt: er hangen teveel misverstanden en vooroordelen rondom die term). Sprookjes hebben een eenvoudige, strakke opbouw. Ze zijn vol avontuur en verlangen; ze zijn makkelijk in je hoofd te filmen; ze hebben duidelijke tegenstellingen en de meeste zijn vrij kort. Met verhalen van een kwartier  kun je met alle leeftijden goed uit de voeten. Bij langere vertellingen moet je al meer ervaring als verteller hebben.

Het lastige bij het kiezen van een goed verhaal is dat je de door de open structuur moet kunnen kijken om te zien hoe je met de open gaten kunt spelen. Met andere woorden: soms zie je weinig bijzonders aan de tekst terwijl het in de praktijk een knaller is om te vertellen. Let daarom om de aanwezigheid van onverwachte wendingen; visuele bijzondere details; emotionele tegenstellingen en liefst een slotstuk wat lekker knalt. Toepast op De gelaarsde kat: kat op laarzen; reus wordt muis; naakt en gekleed; liefde en schaamte; rijkdom en armoede; list en beloning; alleen en samen. De list van de kat om de reus zich te laten veranderen in een muis is een geweldige plot.


Een bekend verhaal kan heerlijk zijn. Zorg dan wel voor een originele manier om kinderen nieuwsgierig te maken en te laten lachen. Bijvoorbeeld: een kind in veel te grote laarzen rond laten stappen (De gelaarsde kat; Klein Duimpje; appel opeten voor de groep... Sneeuwwitje; drie bordjes klaarzetten... Goudlokje en de drie beren). Als kinderen daarna de titel van het verhaal geraden hebben zijn ze enthousiast. Dat is veel beter dan de eerste reactie: "O, dat verhaal ken ik al."

Het verhaal oefenen
Het allerbelangrijkst: film het verhaal in je hoofd voordat je de woorden zoekt!
Zoek visuele steun, maak visuele steun zelf. Hoe ziet de hoofdpersoon eruit? Hoe loopt hij/zij? Hoe verandert de lichaamstaal bij emoties?
Ik kopieer de tekst en zet er duidelijke strepen bij de hoofdwendingen in het verhaal. Met drie kom je al heel ver! Dan pas repeteer ik de tekst en oefen ik die een paar keer kort op heel verschillende tijdstippen. Het is volgens mij beter om verschillende keren kort te oefenen dan een enkele keer lange tijd te oefenen.
Als ik het verhaal goed ken ga ik een bruggetje bedenken hoe ik de kinderen van hun eigen werkelijkheid naar het verhaal meeneem.

Meerdere keren hetzelfde verhaal

Het is heel gunstig om hetzelfde verhaal meerdere keren te vertellen. Vraag aan je collega of je in een andere groep het verhaal ook mag komen vertellen. Je raakt beter in het verhaal thuis en begint meer lol met minder inspanning te krijgen. Daarna heb je weer meer zelfvertrouwen om je repertoire uit te breiden.


KAMPVUURVERTELLINGEN

Als je ’s avonds op kamp vertelt moet je in het begin goed opletten. De kinderen zwermen voor het vuur bijna altijd wijd uiteen. Cluster ze recht voor je, want door het vuur zien ze je gezichtsexpressie toch al wat minder goed. Zij kijken richting van het licht van het vuur, en je gezicht is dan slechter zichtbaar (tegenlicht). Vraag aan de begeleiders of ze aan beide zijkanten van de groep gaan zitten of staan. Dat voorkomt dat kinderen uit je gezichtsveld schuiven.
Af en toe een langs de kinderen lopen (zonder iets te zeggen), stilstaan en verder gaan vertellen: een simpele manier om de aandacht vast te houden. Los daarvan is het ook heel praktisch: om goed zichtbaar te zijn sta je al redelijk dicht bij het vuur, je kunt de hitte op je rug beperkt houden door af en toe daarvan weg te lopen.

Op kamp worden ’s-avonds dikwijls spannende of griezelverhalen verteld. De hogere groepen willen vooral een verhaal dat echt gebeurd zou kunnen zijn. Ik heb daar een veelgebruikte truc voor. Ik bekijk in de omgeving van het kamp of er bijzondere gebouwen staan (molen, restaurant, kerk ed.). Het is het natuurlijk het handigst als je een gebouw in de buurt uitzoekt dat in je verhaal een rol speelt. Dat kan ik via google maps / streetview doen. Hier een voorbeeld van een streetview-voorbereiding van een molen. De molen staat in de buurt van een bos waar de vertelling wordt gehouden. Ik zoek daarna een aantal zeer exacte gegevens van zo’n gebouw op. Wie is de eigenaar, wat staat er op het menu, hoe oud is het gebouw. Ik som een heleboel feiten op. Daarna…
“Vroeger was de molen helemaal niet zo populair, want een aantal dorpelingen weet nog wat er destijds is gebeurd…” Hoppa! Omdat je een groot aantal geloofwaardige feiten eerst hebt genoemd kun je daarna heel eenvoudig suggestief met je verhaal starten. Ik noem dat het domino-effect. Vertel een drietal eigenaardige details die exact kloppen. Daarna worden volgende details tamelijk kritiekloos geaccepteerd en heb je als verteller een grote vrijheid gecreëerd.
Na het verhaal staan hoofdpersonen uit het verhaal als in een vossenjacht al in het bos opgesteld. Vreemde geluiden in het bos uitzenden … en de sfeer is geschikt voor een dropping.
Wat de geluiden betreft: ze hoeven 's-avonds niet luid te zijn om een geheimzinnige sfeer op te roepen. Als je kinderen na het verhaal in groepjes in het bos stuurt: vraag aan de begeleiders of zij de groepjes maken. Zij kennen de kinderen meestal goed en weten wie er wel en wie er niet goed samenwerken.

Het is moeilijk om een groep kampvuurverhalen als zodanig te benoemen: de meeste vertellers gaan dan uit van griezelverhalen. Naast de 'gewone' griezelverhalen is het wel aardig om Engelstalige 'campfire stories' te bekijken. De meesten zijn niet erg bekend en toch behoorlijk griezelig. Hetzelfde geldt voor de Halloweenverhalen die de laatste jaren ook in Nederland wat meer in opkomst zijn.

Perfectie is van geen enkel belang


Uit het hoofd vertellen is geen toneeltekst uit het hoofd leren. De kinderen hebben snel bewondering voor je ‘live’ prestatie. De kinderen zien je werken aan een tekst en dat is mooi, want daar is lef voor nodig en daarmee geef je een geweldig, feestelijk taalvoorbeeld!

Succes!


Terug naar de inhoud